Landschapsarchitectuur en Stedenbouw in Nederland 09/10

KLAVERTJE VIER GREENPORT VENLO

Klavertje Vier bij Venlo wordt een zelfvoorzienend werklandschap met veel glastuinbouw. Energie, water en afval vormen gesloten kringlopen in een nieuw, functioneel vormgegeven landschap.


Project: Greenport Klavertje 4: cradle-tocradle-werklandschap in de regio Venlo

Ontwerpers: Studio Marco Vermeulen / Urban Affairs i. s. m. De Urbanisten / VHP en Heuschen- Copier (landschapsplan)

Opdrachtgever: Development Company Greenport Venlo (gebieds-NV: drie gemeentes en Provincie Limburg)

Omvang: 5000 ha

Ontwerp: vanaf 2007

Uitvoering: 2010 – 2020

Klavertje Vier ligt ten noordwesten van Venlo. In 2007 spraken Venlo, de andere omliggende gemeenten en de provincie de wens uit om hier een zelfvoorzienend werklandschap te realiseren. Daarin moesten gesloten kringlopen van energie-, water- en afvalstromen van glastuinbouw, veeteelt, industrie en logistiek aan elkaar worden gekoppeld. Tegelijkertijd moest er in het gebied nieuwe natuur komen ter versterking van de ecologische hoofdstructuur. Het toepassen van zogeheten cradle-to-cradle-principes op deze schaal was in die tijd een noviteit – en is dat nog steeds. Mede door de gunstige ligging nabij het Ruhrgebied heeft het plan volgens de initiatiefnemers grote kans om te slagen. De kasproducten groeien op goedkopere grond en kunnen met minder vervoerskosten richting Duitsland dan vanuit het Westland. Bovendien waren er voorzieningen aanwezig, zoals een veilingterrein, en overslagmogelijkheden tussen weg, spoor en water.

In hun ruimtelijke langetermijnvisie voor de ontwikkeling van het gebied stellen Marco
Vermeulen (Urban Affairs/Studio Marco Vermeulen) en Florian Boer (VHP/De Urbanisten) voor om bedrijfsfuncties te verdelen over klavervormige eenheden, die in een frame van landschap, infrastructuur en gezamenlijke voorzieningen zijn gevat. De hoofdbestanddelen van het gebied zijn acht klavers en een hoofdweg, de Greenportlane, die aantakt op de A67 en de A73. Waar de wegen de ecologische hoofdstructuur kruisen, komen opvallend vormgegeven, houten ecoducten.

De klavervormige plattegrond van de deelgebieden komt logisch voort uit de functionele eisen en de cradle-to-cradleprincipes van het bedrijventerrein. Binnen ieder klavertje liggen maximaal vier bedrijfsvelden van elk 4 tot 30 hectare rond een centrum met gezamenlijke voorzieningen. De gebouwen zijn gemaakt van duurzaam materiaal. Om ieder klavertje ligt een wal gemaakt van de teelaarde afkomstig van het bouwrijp maken van de grond. Tussen de wallen liggen wigvormige groene corridors, waar regenwater wordt geborgen en afvalwater wordt gezuiverd. De wiggen worden ook gebruikt voor fruitbouw en druiventeelt. Op de Greenportlane staan warmtekrachtcentrales die steeds twee klavers van elektriciteit en warmte voorzien. De centrales werken op biogas dat via vergisting wordt gewonnen uit afval van de glastuinbouw, het landschap, de dorpen en de veehouderijen in de omgeving. Om verder tegemoet te komen aan de energievraag komen er zonnepanelen op de daken van alle grote bedrijfshallen.

Het ruimtelijk ontwerp en het landschapsplan voorzien in een nieuw landschap, dat waar mogelijk aansluit op de bestaande of oorspronkelijke landschappelijke kenmerken en kwaliteiten, maar vooral is afgestemd op de functionele logica en de grote schaal van het nieuwe programma. De klaverplattegrond maakt het mogelijk de ruimtelijke en technische aspecten optimaal te verweven. Bovendien is het klavertje een herkenbaar icoon om deze grootschalige, innovatieve gebiedsontwikkeling te dragen. Zo’n icoon kan helpen om partijen te enthousiasmeren voor het project. Want het verweven van ruimtelijke en technische aspecten vraagt betrokkenheid van veel verschillende partijen. Het belang van die betrokkenheid blijkt al bij de uitvoering van het eerste klavertje. Omdat het ontwerp op het gebied van energie, afval en water erg afweek van de conventies, was het niet mogelijk om hier alle ambities te realiseren. Bij ieder volgend klavertje zal in dat opzicht een stap vooruit worden gezet. Ook met de aanleg van de Greenportlane is inmiddels een begin gemaakt. De volgende klavertjes liggen nog op de tekentafel, maar zullen vanaf 2011 worden gerealiseerd.



ROTTERDAM, WATERPLEINEN

Het waterplein combineert het ontwerp van de openbare ruimte met hydrotechniek. Zo wordt Rotterdam een mooie waterstad, in plaats van een stad met een waterprobleem.


Ontwerp: wateropvang en inrichting openbare ruimte

Locatie: Rotterdam

Ontwerper: De Urbanisten (voorheen VHP, voorheen –SCAPE) i.s.m. Studio Marco Vermeulen (voorheen Urban Affairs )

Opdrachtgever: Gemeente Rotterdam met cofinanciering van het Stimuleringsfonds voor Architectuur

Periode van ontwerp: 2004-2011

Periode van uitvoering: 2012

Een speelplein dat volloopt wanneer het regent en na de bui leegloopt in de singel. Een eenvoudiger oplossing voor de problemen met afwatering in de steden is bijna niet denkbaar. Het principe van het waterplein is ontwikkeld door Florian Boer en Marco Vermeulen. In 2005 droegen zij op verzoek van de gemeente Rotterdam ideeën aan over de toekomst van het water in de stad. Zij kwamen met voorstellen voor waterwoonculturen, een superdijk langs de Maas en openbaar vervoer over water, en stelden dat de opvang van regenwater een feest zou moeten zijn. De voorstellen werden tentoongesteld in ‘Rotterdam Waterstad 2035’, een onderdeel van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam. De biënnale had als thema De Zondvloed en de Gemeente Rotterdam greep dit aan om eens goed naar de omgang met het water in de eigen stad te kijken – met het uitgangspunt dat Rotterdam zijn tax had bereikt en dat het in de toekomst alleen nog harder en zwaarder zou gaan regenen.

Rotterdam ligt laag en het grondwater staat relatief hoog. Als het veel of hard regent lopen op veel plekken de kelders onder en stroomt het riool over in de singels omdat het water niet snel genoeg weg kan. Er zijn onvoldoende waterbuffers. Een waterplein voorziet in de tijdelijke opvang van regenwater in de stad op de plekken waar geen ruimte is voor het maken van extra oppervlaktewater. Het waterplein loopt vol als het hard regent; hoe meer regen er valt, hoe voller het plein staat met regenwater. Vervolgens stroomt het regenwater met vertraging naar de singels. Essentieel hiervoor is een gescheiden afwateringssysteem, zodat er alleen regenwater het plein op stroomt.
De verwachting is dat er tien procent van het jaar regenwater in het waterplein wordt opgeslagen. De andere negentig procent van het jaar staat het droog. In beide gevallen kan het plein gebruikt worden om te spelen. De truc is dat het geld dat besteed wordt aan het regenwateropvangsysteem nu tegelijkertijd besteed wordt aan het herinrichten van de openbare ruimte. Van ondergrondse opvangbassins zie je bovengronds niets terug. Waterpleinen maken het watersysteem daarentegen zichtbaar en beleefbaar en versterken het Rotterdamse imago van innovatieve waterstad.

Na de biënnale werkten Boer en Vermeulen voor verschillende locaties in de stad verschillende varianten uit, gestoeld op de afwateringscondities ter plekke. Het waterplein kan daardoor een diep openluchttheater zijn of een vlak plein met een drijvende vloer, maar ook bestaan uit een parkeervakje met op het diepste punt een roostergoot of een ballon in de middenberm van een weg.
In 2007 werd het Waterplan 2 van Rotterdam door de gemeente en de waterschappen vastgesteld, waardoor de waterpleinen officieel beleid zijn geworden. Hierna kwam de opdracht om een pilot uit te werken voor het Bloemhofplein in Rotterdam Zuid. De pilot was met name bedoeld om de waterhuishoudkundige vraagstukken samen met gemeentewerken Rotterdam verder uit te werken. Boer en Vermeulen gaven het plein tevens nauwgezet vorm.
Het Bloemhofplein is een typisch buurtplein, om op rond te hangen en te spelen. Als waterplein is het opgedeeld in compartimenten, die stapsgewijs volstromen bij hevige regenval. De ene helft van het plein bestaat uit een sportveld. Het andere deel is een speellandschap met veel kleine hoogteverschillen. Het plein ligt ongeveer één meter onder het straatniveau en loopt trapsgewijs af, met treden die variëren in breedte en curves die de grillige vormen van het speellandschap volgen. Rondom staan lange banken, die meebuigen met curves van de traptreden, daar achter ligt een groene rand van gras met bestaande bomen.
In de Bloemhofbuurt is het draagvlak gepeild voor de aanleg van een waterplein. Er lagen vooral bezwaren bij de verwachte onveiligheid van het waterplein voor kleine kinderen en de experimentele status. De omwonenden gaven aan liever het tweede waterplein in hun buurt te krijgen en niet de pilot. Hierna zijn met name aspecten als veiligheid, hygiëne en onderhoud verder uitgewerkt met het Bloemhofplein als algemene voorbeeldlocatie. Dit resulteerde in aanpassingen zoals zichtbare hoogtelijnen, tuinhekjes en het gebruik van onderhoudsvriendelijk materialen. In de zomer van 2010 kwam het Benthemplein in beeld als eerste waterplein van Rotterdam. Inmiddels is een participatief ontwerpproces gestart.
Florian Boer vatte met zijn bureau De Urbanisten het verhaal van de waterpleinen ondertussen op eigen initiatief samen in een stripboek: De Urbanisten en het Wondere Waterplein (010 Uitgevers). Hij wil het principe bestendigen, maar vooral ook de kennis overdragen in de hoop zo veel mogelijk navolging en toepassing te vinden. Eén hobbel is wat dat betreft al genomen met de herziening van het Waterplan: de wateropgave, voorheen puur het terrein van hydro-ingenieurs, wordt in Rotterdam opgevat als een kwalitatieve opgave, dus ook als het terrein van ontwerpers. Daarmee loopt het waterplein in brede zin vooruit op een toekomst waarin technische en ruimtelijke disciplines vaker nauw verweven zullen zijn in één innovatieve opgave.
pub.234.jls0910kaft.webp
pub.234.jls0910wp02.webp
pub.234.jls0910wp01.webp
pub.234.jls0910k402.webp
pub.234.jls0910k401.webp